1.220 inwoners in 2024 (van wie 440 in de buitengebieden).
Dichter Staring heeft Almen op de kaart gezet. “Elk weet, waar ’t Almensch Kerkje staat, En kent de laan, die derwaart gaat”, luiden de eerste regels van zijn Zutphense vertelling over De Hoofdige Boer. In het gedicht refereert hij ook aan de heksenverbranding uit 1472, mogelijk de eerste in Nederland.
Staring, naar wie het in 2018 geopende museum Staal is vernoemd, publiceert zijn parabel over de eigenwijze scholteboer Stuggink in 1820. Almens kerkje zelf is ten minste zes eeuwen ouder. In 1206 wordt (een voorganger van) de kerk voor het eerst benoemd. In 1272 wordt voor het eerst melding gemaakt van een zelfstandige parochie. Almen is dus al heel oud.
Kerk en landadel hebben hun stempel gedrukt op het leven in de Achterhoek. Dat geldt zeker voor Almen, dat door zijn liefelijke ligging aan de Berkel altijd grote aantrekkingskracht heeft uitgeoefend op hoge heren en dames, en kunstenaars, van buitenaf. In 1399 komt de bisschop van Utrecht jagen bij ’t Nijenhuis aan het Besselinkspad, een van de oudste buitenplaatsen van Almen. In ‘Almen te voeten uit’ beschrijven de auteurs acht van die buitenplaatsen, ieder met een eigen deftige geschiedenis en een voorname uitstraling. Van één ervan, landgoed Ter Meulen, zijn nauwelijks nog sporen te vinden. Dat is jammer, want heel Almen paste er ongeveer in. De aanblik moet overweldigend zijn geweest: een toegangsbrug over de gracht met een smeedijzeren hek, boomgaarden, vijvers, bossen, akkers en weilanden en een rij machtige, hoge lariksen.
Ter Meulen wordt in 1874 afgebroken. Maar “Almen is nog steeds een relatief klein dorp met een zeer eigen charme rondom het oudje kerkje’’, schrijft burgemeester Van Notten van Gorssel in 1993 in de heruitgave van een kadastrale atlas uit 1832. Uit die inventarisatie blijkt dat de Zutphense instellingen het Oude en Nieuwe Gasthuis en het Bornhof opvallend veel bezit hebben in Almen, vooral langs de Berkel. Grote particuliere eigenaren zijn onder anderen Abraham Jan Marktvoort, eigenaar van het Have en van de Almense molen, en Jan Derk Langenberg, eigenaar van landgoed De Ehze. Het dorp Almen van nu is grotendeels gebouwd na de Tweede Wereldoorlog.
De heren van kasteel De Ehze, nu alleen nog maar een villa, hadden het echt voor het zeggen. Ze bezitten de kerk, en benoemen dus ook de pastoors. Ze vervullen allerlei bestuurlijke functies en ze zijn de markerichters van Almen en Harfsen.
Rond 1700 is dat Christiaan Carel Vrijheer van Lintelo, lid van Ridderschap van Zutphen. Hij laat een grafkelder onder de kerk van Almen bouwen. Zelf ligt hij er ook. De toegang wordt later afgesloten. Als in 1967 enkele Almense notabelen, onder wie dominee Van Leeuwen, in het geheim de crypte indringen om de mummies te bekijken, leidt dat tot ophef in Almen. Op het Almens feest wordt er de draak mee gestoken. “Elk weet waar ’t Almens kerkje staat, waar men de mummies stiekem gadeslaat”, staat op bord dat wordt meegedragen tijdens de jaarlijkse stoelendans.
Van Lintelo speelt ook een hoofdrol op een ander markant punt van Almen, bij de Spitholterbrug over de Berkel, ook zijn bezit. De Hessenweg naar Deventer loopt erover. Zutphen ziet liever dat de goederenstroom over de Berkel gaat. De brug is verschillende keren inzet van hevige strijd tussen beide steden. In 1703 trommelt Van Lintelo zijn knechten en tientallen boeren op om burgers uit Zutphen te beletten de overgang af te breken. Tevergeefs. De Zutphenaren winnen de strijd, vernielen de brug en trekken in dronkenschap terug naar hun stad. Onder druk van de Admiraliteit en de Staten Generaal komen de partijen in de pastorie van Gorssel tot onderhandelingen en op 12 juni 1709 bereikt men daar een akkoord. Vanaf 1712 is er bij de Spitholderbrug weer ongestoord verkeer mogelijk over de weg en over het water.
Bijna tweeëneenhalve eeuw later, in april 1945, trekken Canadese troepen de Spitholterbrug over. Ze verrassen de Duitsers. Verderop, bij de brug over het Twentekanaal, lukt dat niet. Aan de overzijde daarvan volgt hevige strijd. Ook een enkele Almenaren komen om het leven tijdens de bevrijding. Een veertigtal gesneuvelde Canadese soldaten wordt tijdelijk begraven in de tuin voor huis Het Elger. Hun lichamen worden later bijgezet op de erebegraafplaats in Holten. Naast huis Het Elger, aan de Dorpsstraat zo’n tweehonderd meter ten oosten van de kerk, is een monumentje opgericht ter herinnering aan deze gesneuvelden.