DE BEVRIJDING

 

Het einde van de Duitse bezetting kondigt zich in de lucht aan. Voorjaar 1945 schieten laag overscherende geallieerde gevechtsvliegtuigen op alles wat zich op de weg begeeft, bommenwerpers bestoken wekenlang strategische gebouwen, opslagplaatsen en andere infrastructurele doelen. Het gonst in de Achterhoek van de geruchten over het naderende bevrijdingsfront sinds Amerikaanse, Britse en Canadese troepen op 23 maart de Rijn zijn overgestoken. Groepjes Duitse soldaten slaan op de vlucht en eisen paard en wagens op bij boeren. SS’ers voeren in wanorde gevangenen met zich mee.

Op Tweede Paasdag bereikt het front het grondgebied van de gemeente Gorssel. Op 2 april passeren Canadese grondtroepen vanaf de richting van Vorden de onbeschadigd gebleven Spitholterbrug over de Berkel. Via de Bakkersteeg gaan ze direct door naar de Almense brug over het Twentekanaal. Ze zijn te laat om te kunnen verhinderen dat de terugtrekkende Duitsers de brug opblazen. Maar in de nacht van 2 op 3 april slagen Canadese stoottroepen er toch in om een bruggenhoofd te vestigen aan de overkant van het kanaal, even zuidelijk van het oude dorp Harfsen. De volgende dag slaan ze een noodbrug over het kanaal en met een soort pontje zetten ze op grote schaal materieel en mankracht over.

De Canadese eenheden buigen vandaar af in noordelijke, westelijke en oostelijke richting. Harfsen, het oude dorp, wordt op 5 april bevrijd. Dezelfde dag wordt ook Eefde-Zuid bevrijd. De volgende dag zetten de geallieerden vanuit Eefde hun offensief voort. ’s Ochtens rijden de eerste tanks Gorssel binnen en lopen infanteristen door de sloot langs de weg. Ook Joppe en Epse kunnen op 6 april de driekleur uitsteken, net als Laren. Burgemeester Thate houdt op de trap van het gemeentehuis een toespraak, er worden bevrijdingsbogen opgericht en Kunstmin brengt een serenade. De inwoners van het dorp Gorssel en die van de omliggende dorpen in de gemeente kunnen na vijf donkere jaren van verstikkende onderdrukking weer vrij ademhalen.

 

HOGE PRIJS

De bevrijding brengt grote vreugde. Maar er is een hoge prijs betaald. In Almen wordt een groepje inwoners dat een goed heenkomen zoekt, dodelijk getroffen door geallieerd vuur. Ze dragen geen witte vlag bij zich en worden aangezien voor vluchtende Duitsers. Aan de overkant van het Twentekanaal bieden Duitse gevechtseenheden veel hardnekkiger tegenstand dan werd verwacht. Ze verschansen zich achter de spoorlijn naar Lochem en in tientallen boerderijen op de Harfsense Enk. Het oude dorp Harfsen komt onder hevig vuur te liggen en wordt door artilleriebeschietingen vrijwel geheel weggevaagd. Laren kan pas worden veroverd na een tankslag. Ook de tol aan geallieerde zijde is hoog. Een veertigtal gesneuvelde Canadese soldaten wordt tijdelijk begraven in de tuin voor huis Het Elger in Almen. Hun lichamen worden later bijgezet op de erebegraafplaats in Holten.

In Eefde vluchten inwoners in paniek weg. In de vroege ochtend van vijf april schieten Canadese troepen huis Het Elze in brand, waar tientallen Duitse militairen standhouden. Omwonenden zien de lichamen van gesneuvelde militairen in het Elzerbos liggen. Ook als de bevrijders de volgende dag met hun tanks en andere legervoertuigen relatief snel naar het noorden kunnen trekken, is de oorlog in het bevrijde Epse nog niet voorbij. Vier jongens komen om het leven als een van hen in de buurt van de Koerhuisbeek op een antitankgranaat stapt. Epse komt in de frontlinie te liggen omdat de Duitsers koste wat koste Deventer in handen willen houden. Op 10 april, twee dagen na de bevrijding, midden in de nacht, valt de stad dan toch in Canadese handen en komt er eind aan de artilleriebeschietingen bij Epse. De volgende dag, op 11 april, steken de Canadezen, wederom onder hevig artillerievuur van beide kanten, bij de Gorsselse Houtwal de IJssel over, richting het Westen.

Staat van Oorlog

Vijf jaar eerder, op 10 mei 1940, weerklonk ook het geluid van jachtvliegtuigen en doffe inslagen op bruggen en versperringen, toen als voorbode van de Duitse inval in Nederland. Chef-veldwachter Bos ziet in Eefde vanuit de richting van Winterswijk een bepantserde trein aanrollen vol Duitse soldaten. Die dag rijden ook de eerste Duitse legervoertuigen door de Rustoordlaan in Eefde. ‘Staat van Oorlog’ komt in de middag op het gemeentehuis in Gorssel en in de hele gemeente te hangen. Rond een uur of vijf lopen SS’ers het gemeentehuis binnen.

De bezettingstijd die dan volgt, verloopt in het gebied van de gemeente Gorssel aanvankelijk betrekkelijk rustig. Maar naarmate de vijandige overheersing voortduurt, krijgen de oorlogsjaren, net als elders in Nederland, een steeds grimmiger karakter. Eerst overheerst gemopper over de inbreuk op de gewone dagelijkse gang van zaken, zoals de al in 1939 ingevoerde rantsoenering van consumptiegoederen, de verplichte levering van landbouwproducten aan het Duitse leger, de invoering van de nachtelijke spertijd en de vordering van rijwielen en radio’s. Het ongenoegen wakkert het ondergrondse verzet aan als de Duitse bevelhebbers zich vanaf 1942 steeds repressiever en bruter gaan opstellen.

Auschwitz

Joden moeten een Davidster op hun kleding dragen, en in juni 1942 vindt de eerste deportatie van Joden uit Nederland plaats. Ook Gorssel wordt ermee geconfronteerd. Het gezin van landbouwer en veehandelaar Joseph Philips wordt in oktober opgepakt op de pachtboerderij Het Baltink in Harfsen en via Westerbork naar Auschwitz weggevoerd. Vader en moeder Philips, die in 1934 Duitsland waren ontvlucht, worden een maand later al omgebracht. Hun dochter, hun schoonzoon Goldwerth en hun kleindochtertje worden begin 1943 vermoord. Vader Joseph bedankt het verzet voor het aanbod om hen te helpen, maar weigert onder te duiken. Hij rekent erop dat ze alleen maar in een getto terecht zullen komen.

Dat vertrouwen heeft de ondergedoken communistische voorman Paul de Groot niet. In de nacht van 14 op 15 oktober 1942 ontvlucht hij in pyjama het landhuis Woudrust in Gorssel als foute Nederlandse veldwachters daar een inval doen. Paul de Groot overleeft de oorlog, zijn vrouw en dochter Rosa niet. Ze worden vergast in Auschwitz. Bij de jacht op de communistische voorman is de in Schalkhaar opgeleide opperwachtmeester Kees Heil betrokken. ‘De Beul van Gorssel’, wordt hij genoemd, wegens zijn agressieve en hartvochtige optreden. Begin oktober 1942 arresteert Heil onder anderen ook de joodse families Schinkkamp en Zwarts en later die maand een achttal joodse onderduikers in het zomerhuis ‘De Meerkoetjes’ in Gorssel. Ze worden vergast in Auschwitz. ‘Het is hier in Gorssel een grote bende, niets dan joden en zwarte handel’, zegt Heil die in 1960 weer in zijn geboortestad Utrecht gaat wonen.

Duitsland heeft dringend arbeidskrachten nodig en werft die ook in Nederland. Net als elders groeit in de gemeente Gorssel het aantal onderduikers als in mei 1943 de rekrutering wordt aangescherpt. Alle mannen tussen de 18 en 35 jaar moeten zich verplicht aanmelden voor de Arbeitseinsatz. Op boerderijen, in bossen en op andere slecht toegankelijke plekken in het uitgestrekte buitengebied rond de dorpen duiken steeds meer mannen onder. Voormalig gemeenteambtenaar Jansen op de Haar (de latere voorzitter van De Elf Marken) schat hun totale aantal in september 1944 op meer dan vierhonderd. Sommigen van hen, onder wie Ynze Dikkerboom, nemen een leidende rol op zich in de ondergrondse en het (gewapende) verzet. Na de oorlog is becijferd dat de meeste onderduikers in Harfsen zaten (ongeveer eenderde), gevolgd door Eefde (eenvijfde) en Gorssel, Joppe en Epse. Gemeente-opzichter Bertus Wichers wordt de pleegvader van de onderduikers in Harfsen genoemd. Hij zoekt veilige adressen, helpt geallieerde piloten uit handen van de Duitsers te houden en geeft zelfs wapenlessen. In oktober 1944 moeten hij en zijn vrouw zelf ook onderduiken.

Van meet af aan is er kerkelijk protest. Katholieke jongeren in Eefde gaan naar een kritische debatingclub in Zutphen, ook pastoor Verholt in Joppe verfoeit het nationaalsocialisme. Dominee Schakel in Gorssel helpt bij het verbergen van Joden en zijn ambtgenoot in Eefde, Oomkes, predikt tegen invoering van de Davidster en tegen de arbeidsdienst. Predikant Pasma in Almen zorgt voor onderduikadressen in Almen en Harfsen en laat zijn anti-Duitse gezindheid openlijk blijken. De nog jonge dominee betaalt de hoogste prijs. Hij wordt op 7 oktober 1944 gearresteerd en hij overlijdt op 22 april 1945 in Wöbbelin, drie weken na de bevrijding van Almen.

Gemeentehuis

Voor het verbergen van vervolgden en het tegenwerken van de bezetter heb je moedige mensen nodig. Die zitten ook op het gemeentehuis in Gorssel. De eind 1940 benoemde burgemeester mr. J.O. Thate zorgt ervoor dat zijn ontslagen ambtgenoot uit Borculo, Paul Drost, eind 1943 onderdak krijgt in een vakantiehuisje aan de Oxerweg in Joppe. Drost wil niet meewerken aan de Jodenvervolging, op zijn nieuwe schuiladres raakt hij al snel betrokken bij de financiële steun aan onderduikers. Ook verbergen hij en zij vrouw onderduikers in hun tijdelijke huis.

Het gemeentehuis wordt een cruciale plek in het ondergrondse netwerk op het grondgebied van Gorssel, en met vertakkingen naar Zutphen, Deventer, Laren en andere plekken. Als eind 1942 de aanleg van de Atlantikwal begint en ook Gorssel veel evacués uit de kuststreek moet opvangen, is men daar op het gemeentehuis niet rouwig om: het aantal inwoners wordt daardoor oncontroleerbaar en het (boventallige) aantal in omloop zijnde bonkaarten ook. Dat maakt het vervalsen van persoonsbewijzen en distributiekaarten alleen maar gemakkelijker. De ambtenaren traineren ook de Duitse aanvragen voor de arbeidsinzet en ze waarschuwen als de Duitsers van plan zijn ergens een razzia te houden. Als er onraad dreigt, gaat een politieagent snel op pad om bewoners van onderduikadressen te waarschuwen. Ambtenaren gaan zelfs zo ver dat ze, in samenwerking met de later vermoorde drukker Somer uit Brummen, nep-circulaires doen uitgaan, zogenaamd uit naam van de Duitse autoriteiten, om de administratieve uitvoering van maatregelen te frustreren.

Maar in 1944 keert het tij. De Duitse autoriteiten begint het te ergeren dat in de gemeente Gorssel relatief zo weinig mensen worden opgepakt. Begin van het jaar worden daarom meer politieagenten en leden van de geheime inlichtingendienst SD van buiten de gemeente aangetrokken om te jagen op onderduikers en verzetsmensen. Ook leden van de Landwacht, de paramilitaire organisatie van de NSB, helpen mee, ze zijn plaatselijk goed bekend.

De zomer verloopt grillig. Op 6 juni 1944, D-Day, is de geallieerde invasie in Normandië. Op 3 september wordt Breda bevrijd. Even groeit zo de hoop dat de Amerikaanse, Britse, Canadese en Poolse troepen snel zullen doorstoten. Maar twee dagen later, op Dolle Dinsdag, wordt de euforie over een snelle bevrijding, de kop ingedrukt. Dat gebeurt ook in Gorssel. In de Joppelaan staan vrachtwagens met complete V1’s. Soldaten willen de tekeningen ervan en wapens ruilen voor burgerkleding en een onderduikadres. Boeren met paard en wagens wordt gedwongen om troepen te vervoeren.  Op de Zutphenseweg houdt de Grüne Polizei alle passerende Duitse militairen tegen en probeert orde te scheppen in de ontstane chaos.

Tankgracht

De Duitsers herpakken zich. Als de op 17 september begonnen Slag om Arnhem nog gaande is, besluit het Duitse legercommando het grondgebied langs de IJssel tot het uiterste te gaan verdedigen. Als er een geallieerde aanval komt, komt die vanuit het westen, zo is de gedachte. Op 19 september krijgt burgemeester Thate de eis op tafel om driehonderd man te leveren voor de aanleg van verdedigingswerken langs de IJssel en voor het graven van een tankgracht van Eefde tot Epse. Alle mannen van boven de zestien moeten loopgraven aanleggen en die stutten met een vlechtwerk van eikenhakhout om te voorkomen dat de zandlaag onder de klei van de uiterwaarden instort.

Dat bevel is voor de burgemeester en zijn ambtenaren een stap te ver. Meewerken aan het graven van een verdedigingslinie zou een dolksteek betekenen in de rug van de geallieerden, is hun redenering. Daarom besluiten ze om gezamenlijk onder te duiken, met medeneming van het bevolkingsregister. De Duitsers benoemen snel een plaatsvervangend burgemeester, maar die wordt een dag later al ontvoerd door een knokploeg en verstopt in een boerderij in Harfsen. Los daarvan: de Duitsers zijn het bevolkingsregister kwijt en kunnen nu moeilijk achter de namen komen van potentiële dwangarbeiders.

De wraak is gruwelijk. Op zondag 24 september rond kerktijd verschijnt de beruchte SD-Untersturmführer Ludwig Heinemann met zijn Nederlandse chauffeur en handlanger Emil Rappard in Gorssel bij het huis van politieman Jacob Meijer. Die moet helpen gijzelaars te verzamelen om wraak te nemen voor de obstructie vanuit het gemeentehuis. Jacob Meijer weigert. Niemand zegt te weten waar de burgemeester is. In de middag komen zes willekeurig gekozen burgers op de schietbaan van Gorssel voor een vuurpeloton te staan. Voor elke verzetsdaad een slachtoffer: de vernieling van telefoonkabels, de vernieling van spoorlijnen, de weigering om mannen op te roepen voor dwangarbeid, het onderduiken van de burgemeester en zijn ambtenaren, het verborgen houden van het bevolkingsregister en het laten verdwijnen van de tijdelijk burgemeester. De gijzelaars worden doodgeschoten.

Politieman Meijer wordt gedwongen mee te gaan met Heinemann naar het SD-onderkomen in Vorden. Als hij uit de auto stapt, schiet Heinemann hem door het hoofd. In het voorjaar van 1945 voert Heinemann ook standrechtelijke executies uit op de IJsselkade in Zutphen en bij kasteel Groot Engelenburg in Brummen. Na de oorlog is hij de eerste Duitser die in Nederland de doodstraf krijgt, dat vonnis wordt in februari 1947 voltrokken.

Boerderijen

De executie in Gorssel is het begin van een reeks tragedies die zich in de volgende maanden in de gemeente voltrekt.  Op 7 oktober wordt dominee Pasma in Almen weggevoerd. In de vroege ochtend van zaterdag 14 oktober omsingelen meer dan zestig landwachters en SD-ers de boerderij De Zonneberg in Harfsen van verzetsman Gerrit Slagman en zijn twee zusters. In de boerderij zitten Nederlandse onderduikers en drie geallieerde piloten verborgen. De avond ervoor heeft Slagman wapens en munitie van een dropping verstopt in een hol onder een loods. Op twee jongens na, die weten te ontsnappen, wordt iedereen gearresteerd. De boerderij wordt platgebrand, de koeien meegenomen en het pluimvee doodgeschoten. Gerrit Slagman overlijdt, net als dominee Pasma, in het concentratiekamp Wöbbelin.

Het vermoeden dat er sprake is van verraad wordt ondersteund door het feit dat de Duitsers na de overval op De Zonneberg direct doorgaan naar het onderduikhol van Ynze Dikkerboom, in de bossen tussen de Braakhekkeweg en de Schepersweg in Harfsen. Ynze Dikkerboom zat tot over zijn oren in het verzet: hij was leider van de knokploeg, hielp bij sabotage van spoorlijnen, zorgde voor onderdak van onderduikers, bracht met paard en wagen geallieerde piloten naar een contactadres in Zutphen en kidnapte de inderhaast benoemde waarnemend burgemeester op de Oxerweg. Als de Duitsers bij het ‘Het Hol’ aankomen, verbergen hij en zijn vriendin, koerierster Christine van Heesch, zich in een geheim compartiment. Ze worden niet gevonden. Maar ze vinden de dood als de Duitsers bij het weggaan enkele handgranaten in hun ondergrondse verblijfplaats gooien.

Ook in het naburige Laren moet de ondergrondse door verraad zware klappen incasseren. Op 2 november overvallen de Duitsers de boerderijen van Koeslag en van Kolkman. In Eefde pakt de Gestapo enkele weken later verzetsman Egbert (Eppie) Enserink op in de tuin van zijn huis aan de Nachtegaalstraat. Enserink is geboren op ‘onderduikboerderij’ De Huurne aan de Harfsense Steeg. Hij komt terecht in een kamp voor dwangarbeiders in Gladbeck, Westfalen. Uitgeput sterft hij op 4 februari 1945 in een ziekenhuis in Winterswijk. Zijn jongere broer Tinus, die dwangarbeid moet verrichten in de buurt van Leipzig, overleeft de oorlog wel. Hij komt in juni 1945 terug, waar muziekvereniging SDG hem bij thuiskomst op De Huurne eert.

Bombardementen

In de aanloop tot de geallieerde opmars over land, dreigt er in het najaar van 1944 ook vanuit de lucht steeds meer gevaar. Zaterdag 14 oktober, dezelfde dag dat Gerrit Slagman wordt weggevoerd en Ynze Dikkerboom wordt gedood, is ook in dat opzicht een gitzwarte dag. Door een geallieerd misbombardement op de IJsselbrug wordt in Zutphen een hele wijk weggevaagd, en worden bijna honderd burgers gedood. Het is niet de enige keer dat burgers per ongeluk worden getroffen door misbombardementen op strategische doelen, zoals de sluis van Eefde en munitietreinen. Tegelijkertijd maken neerstortende V1’s een aantal keren dodelijke slachtoffers en veroorzaken ze grote schade. Vanaf medio december 1944 worden die V1’s afgevuurd vanaf drie lanceerbases, verscholen in de bossen bij Joppe en Harfsen.

In maart 1945 voeren de geallieerden hun luchtaanvallen op het grondgebied van de gemeente Gorssel verder op. Op 18 maart hebben de geallieerden het gemunt op generaal Johannes Blaskowitz, de Duitse generaal die op 6 mei de Duitse capitulatie in Nederland zal tekenen, en andere hoge Duitse officieren. Britse jachtvliegtuigen bestoken hun vermoedelijke hoofdkwartieren in Gorssel, waaronder Villa Ravensweerd en villa Boschterhoek. Ook elders krijgt Gorssel het die dag zwaar te verduren. 45 boerderijen en 72 woningen worden verwoest. Ook de kerk is doelwit, de geallieerden beschouwen de toren als een uitkijkpost voor de Duitsers, wat hun geplande oversteek over de IJssel, operatie Canonshot, in gevaar kan brengen. In totaal vallen er die dag zeven doden in Gorssel.

Drie dagen later, op 21 maart, stijgen vanaf vliegveld Mill in Noord-Brabant ruim veertig vliegtuigen op om Huize Het Hassink in Epse en het omringende bos plat te bombarderen. Op het hermetisch afgesloten terrein staan duizenden vaten met brandstof, bestemd voor de V1’s. Naast de voltreffers op Het Hassink worden een woning en de school van Epse getroffen. In het huis vallen zes doden en in de school komen twee mannen om die gedeporteerd waren uit het Westen. Weer drie dagen later, op 24 maart, wordt de Kraton-buurt in Epse gebombardeerd. Daarbij vallen zeven doden. Dezelfde dag worden in Eefde enkele villa’s aangevallen en ook Duits luchtdoelgeschut. De bommen missen hun doel, maar huizen in de buurt worden wel getroffen. Tien inwoners van Eefde komen om.

De geallieerde misbombardementen en de doden als gevolg van de hevige artilleriebeschietingen behoren tot het verdriet dat ook aan de bevrijding van het grondgebied van de gemeente Gorssel kleeft. Deze collectieve trauma’s maken ook tachtig jaar na de oorlog diepe indruk. En ook individuele offers dragen daaraan bij. Denk aan het lot van dominee Pasma, landbouwer Slagman, verzetsstrijder Dikkerboom en al die anderen die op grootste en soms op bescheiden wijze hun bijdrage hebben geleverd aan de vrijheid die we nu al tachtig jaar mogen koesteren. En denk ook aan de tienjarige Age Schaap uit de buurt van de Oxerweg. Op 29 maart fietst hij de ondergedoken Borculose burgemeester Paul Drost tegemoet en waarschuwt hem niet naar huis te gaan omdat er ongewenst bezoek is. Een week later, in de namiddag van 5 april 1945, loopt Age samen met zijn vader door een weiland om bij een boer melk te halen. Dan valt er plotseling een granaat. Age wordt dodelijke getroffen. De bevrijding komt voor hem een dag te laat.

Noot: Bij het schrijven van dit artikel is gebruik gemaakt van verhalen over en ooggetuigenverslagen uit de Tweede Wereldoorlog, die de afgelopen decennia zijn verschenen in publicaties van De Elf Marken.